Seneca – Leren Sterven: Brieven aan Lucilius (64)

Geïnspireerd Raken

Leren Sterven: Brieven aan Lucilius
Uitgeverij:
Jaar:
Bladzijde:
De 'Brieven aan Lucilius' zijn een bundel van 124 brieven geschreven aan Lucilius. Ze behandelen allerlei algemeen-menselijke thema's. Seneca verheft zich boven roddels of politieke nieuwtjes. Ook gebruikt hij de brieven niet als uitlaatklep voor eigen besognes, maar toch zijn deze brieven zeer persoonlijk. Aan de hand van veel voorbeelden licht hij zijn opvattingen toe. Deze brieven stammen uit een tijd van ver voor de moderne psychiatrie, en nemen daarom erfelijke invloeden, of invloeden ondergaan tijdens de vroege jeugd, die voor ons gedragsafwijkingen kunnen verklaren, niet in beschouwing. In zijn opvatting kan iedereen zijn eigen persoon geheel vormen, iets wat hij aanspoort te doen, met het oog op ieders persoonlijk geluk.

Filosofie ben ik vooral gaan studeren op basis van hoop en intuïtie. Het was geen vak bij mij op de middelbare school en ik ging in 2008 als een bijna onbeschreven blad de studie in. Bijna, want Seneca was de eindexamenauteur voor Latijn, dus het hele schooljaar heb ik brieven van Seneca vertaald en maakte ik kennis met het stoïcisme, een van oorsprong hellenistische filosofische stroming die later enorme weerklank vond binnen het Romeinse Rijk. Ik had onlangs zin om na al die jaren terug te keren naar het werk van Seneca en las Leren Sterven: Brieven aan Lucilius, vertaald door Vincent Hunink.

Het stoïcisme is in drie substromingen op te delen; de oude Stoa, de midden-Stoa en de jonge Stoa. Zeno en Chrysippus zijn de grondleggers van het oude stoïcisme. Ze leefden in de derde eeuw voor Christus en hadden een flink dichtgetimmerd denksysteem dat heel veel filosofische disciplines omvatte: kenleer (hoe komen we tot kennis?), logica (redeneerkunst, wat maakt een oordeel waar?), taalkunde (hoe wordt mijn denken zichtbaar voor anderen?), psychologie (wat is een emotie en hoe gaan we ermee om?), metafysica (wat zit er achter de zichtbare werkelijkheid?), kosmologie (hoe zit de wereld in elkaar?) en fysica (hoe zit het lichaam in elkaar?).

De jonge Stoa

De midden-Stoa bracht het stoïcisme naar Rome in de tweede eeuw voor Christus. Panaetius en Posidonius waren de belangrijkste vertegenwoordigers en ze voerden belangrijke wijzingen door ten opzichte van de oude Stoa. Vooral het feit dat het hyper-rationele model van de oude Stoa wat werd afgezwakt en het feit dat het bestaan van emoties erkend werd is hun grootste verdienste. Ze waren hiermee van grote invloed op de jonge Stoa.

Bij de jonge Stoa, waartoe Seneca ook behoort, gaat de nadruk volledig op de ethiek liggen. Het is in deze periode (eerste, tweede eeuw na Christus) dat het stoïcisme eerder een vorm van levenskunst wordt, waarbij denkers proberen na te gaan hoe we te midden van de dagelijkse beslommeringen goed kunnen blijven handelen en hoe we het beste kunnen omgaan met tegenslagen. Naast Seneca zijn ook Marcus Aurelius en Epictetus belangrijke namen. Het is vooral de jonge Stoa die vandaag de dag nog steeds gelezen wordt (Marcus Aurelius was (is?) zelfs hip op TikTok), ook omdat de teksten van deze denkers voor het grootste deel bewaard zijn gebleven.

Seneca

De verschillen tussen Seneca, Epictetus en Marcus Aurelius zijn aanzienlijk, maar je kunt de stoïsche ethiek als volgt samenvatten: alle gebeurtenissen staan vooraf al vast (determinisme), daar hebben we geen invloed op, maar we hebben wel invloed op onze houding. We moeten leven volgens onze natuur, onze plicht doen en onze rede gebruiken door altijd onderscheid te blijven maken tussen zaken waar we wel en waar we geen invloed op hebben.

Als we inzoomen op Lucius Annaeus Seneca (4 v. Chr – 65 n. Chr.), dan zien we dat hij een bewogen leven heeft gehad. Na lichamelijke en psychische crises maakte hij kennis met de filosofie. Hij werd redenaar en werd daar rijk en beroemd mee, maar hij werd door keizer Claudius verbannen naar Corsica. Acht jaar later werd hij teruggeroepen om mentor van keizer Nero te worden, die hem jaren later beschuldigde van een complot om hem te vermoorden. Hij werd als straf gedwongen om zelfmoord te plegen.

Innerlijke rust

Dit tumultueuze leven inspireerde het denken van Seneca. Uit Leren Sterven blijkt dat hij telkens op zoek is naar een manier om innerlijke rust te vinden in de chaos die het leven is. Hij zoekt naar een levenswijze die hem als het ware onaantastbaar maakt voor de lastige situaties in het leven (zie ook de manier waarop we het woord ‘stoïcijns’ in ons dagelijks leven gebruiken). De grootste opgave? Omgaan met de wetenschap dat je zult sterven. Oplossing? Je geest trainen, en het leven zien als een oefening in sterven.

Seneca heeft het niet zo op met uiterlijk vertoon (wat best typisch is voor iemand die zo rijk was) en randzaken die er niet toe doen. Wat er dan wel toe doet? Je eigen innerlijke wereld, datgene dat overblijft als alles van je afgenomen wordt: “Een mooi slavenbestand, een fraai huis, grote landerijen, hoog rendement: dat is allemaal niet van jezelf, je hebt het om je heen. Prijs wat niet weggenomen of aangebracht kan worden, wat een mens werkelijk eigen is.”

Sterven

Oefenen in het sterven gaat er eigenlijk om dat je niet al te veel waarde hecht aan aardse zaken die uiteindelijk betekenisloos blijken. Het gaat ook om een geestelijke gesteldheid te creëren die het leven waardeert, maar niet bang is om dood te gaan: “Neem dit van mij aan: ik zal niet bibberen als mijn laatste uur geslagen heeft, ik ben al voorbereid, ik denk nooit een volle dag vooruit. Prijs de man, spiegel je aan de man die niet met tegenzin sterft terwijl hij intussen wel graag leeft.”

Nu kunnen er in het verleden en in de toekomst een heleboel dingen zijn die je van het rechte pad af kunnen brengen, maar in het hier en nu kun je bijna niet ongelukkig zijn. Als zenbeoefenaar word ik natuurlijk heel erg blij als ik lees dat een westerse filosoof leven in het hier en nu predikt. Bij Seneca neemt dat in het hier en nu leven echter wel wat extreme vormen aan, zeker wanneer dit gecombineerd wordt met de stoïcijnse gedachte dat er onderscheid gemaakt dient te worden tussen dingen waar we wel invloed op hebben en dingen waar we geen invloed op hebben.

Rouwen

Zo is het eigenlijk verkeerd om te rouwen om een goede vriend die gestorven is. Seneca geeft weliswaar zelf toe dat hij het ook wel eens moeilijk heeft gehad na het overlijden van een goede vriend, maar dat is in principe verwerpelijk en totaal niet iets om trots op te zijn. We moeten ons zo min mogelijk aantrekken van zaken waar we geen vat op hebben, en het sterven van mensen om ons heen zijn bij uitstek gebeurtenissen waarbij we ons sterk moeten houden en niet te veel moeten verzanden in wat is geweest en hoe dingen hadden kunnen zijn.

Ik snap zeker wel de aantrekkingskracht van een dergelijke gedachte, ik snap überhaupt wel de neiging om lijden zoveel mogelijk uit te willen bannen, maar ik zou juist zeggen dat rouwen en verdriet hebben om een ander ons juist verheft, in plaats van dat het ons kwaad doet. Ik wil wel zo ver gaan om te beweren dat wanneer je het leven doorloopt zonder te rouwen of zonder verdriet te ervaren, je eigenlijk niet echt geleefd hebt. Er zit zonder meer schoonheid in dergelijke kwellingen en pijnen en het hoort inherent bij ons mens-zijn (en soms leren we er zelfs ook nog iets van).

De eigen natuur

Voor Seneca is dat echter tegennatuurlijk, en dat brengt ons op een volgende stokpaardje van de stoïcijnen, namelijk het leven volgens de eigen natuur. Nu is de rede datgene dat de mens kenmerkt, en het gaat er in het leven dan ook om die rede te vervolmaken. Pas dan ben je echt mens. Het is duidelijk dat wanneer je de rede zo op een voetstuk plaatst, er minder ruimte overblijft grillige zaken zoals emoties en gevoelens en voor lichamelijke behoeften.

Ook hier snap ik de aantrekkingskracht wel, en ik zie zeker in waarom veel mannen momenteel geïnspireerd raken door dit soort denken. Ik snap best dat deze manier van denken een welkom tegenwicht biedt tegen de stortvloed aan persoonlijke huilverhalen die we dagelijks op ons afgevuurd krijgen, en ik snap ook dat dit soort redelijke mannelijkheid (in de teksten van Seneca speelt de vrouw totaal geen rol, die is natuurlijk niet redelijk genoeg) aantrekkelijk is in een tijd waarin mannen vooral aangespoord worden om hun emotionele zelf te ontdekken en te onderzoeken.

Rede, lichaam en emoties

Toch denk ik dat we redelijke, lichamelijke en emotionele zaken niet zo makkelijk uit elkaar kunnen trekken als Seneca doet (en als wij graag doen). De drie werken op elkaar in, en het gaat er voor mij vooral om om een gezonde balans tussen die drie te vinden. Een ongezonde nadruk leggen op het redelijke, of juist het emotionele, of juist het lichamelijke is lekker makkelijk en handig, maar doet altijd afbreuk en geweld aan de complexe werkelijkheid.

Maar vooral doet dit afbreuk aan jezelf, want je zit nu eenmaal met deze drie elementen opgescheept en gaat er geheid last van krijgen wanneer je doet alsof één van de drie niet bestaat; het loont veel meer om het redelijke, lichamelijke en emotionele met elkaar te laten samenwerken en je voordeel te doen met deze drie schatten aan informatie.

Goede kerel

Ons lichaam geeft, wanneer we dat lichaam goed leren voelen, heel veel informatie, emoties geven handige signalen af maar zijn soms slechte raadgevers (dus zo absurd veel waarde als er tegenwoordig gehecht wordt aan emoties is wel een beetje raar) en de ratio is er om te reflecteren en prioriteiten te stellen. Het lijkt mij juist de kunst om op een goede manier gebruik te maken van deze verschillende eigenschappen en we komen het verst als we ze alle drie serieus nemen.

Nu lijkt het alsof ik zeer kritisch ben op Seneca, maar ik vind het eigenlijk wel een goede kerel. Ik denk dat hij wijze dingen zegt wanneer hij schrijft dat het belangrijk is om in de gaten te blijven houden waar we wel en waar we geen invloed op hebben, al breng ik zelf een ander soort scheiding aan dan Seneca doet. Hoe ik zelf in het leven sta en het leven leef, dat heb ik in de hand. De invloed die ik heb op mijn naaste omgeving is echter al een stuk kleiner en is bij wildvreemden volledig afwezig.

Verloren energie

Ik zou me dus enorm druk kunnen maken om de gekke dingen die presidenten uitkramen, om wat mensen stemmen, om de meningen die mensen hebben, om wat mensen van mij vinden, maar dat heeft geen enkele zin, want ik heb daar geen enkele controle over. Me druk maken om dat soort dingen is verloren energie die ik beter kan steken de dingen die ik wel belangrijk vind; de mensen om wie ik geef, mijn hobby’s en mijn werk.

Bovendien kan ik me heel erg vinden in Seneca’s visie dat je met plezier het leven moet leven en tegelijkertijd niet bang moet zijn om te sterven. Ik denk zelfs dat wanneer je niet (onbewust) verlamd raakt bij de gedachte aan de dood, het leven alleen maar nog plezieriger kan worden, omdat je dan het leven op de juiste waarde kan schatten; als iets dat tijdelijk is maar ook iets waarin je for the time being heel veel kan leren, dat altijd weet te verrassen en waarin je betekenisvolle relaties aan kunt gaan zonder je op een ongezonde manier (vanuit een angst voor de dood) vast te klampen aan die dingen.  

Amor fati

En als het dan gaat om het accepteren van je eigen sterfelijkheid en op een adequate manier om te gaan met de dingen die op je pad komen, dan is amor fati niet ver weg. Het is Latijn voor ‘liefde voor het lot’ en een term die vooral in de werken van Friedrich Nietzsche (1844-1900), bewonderaar van het stoïcisme, voorkomt.

Voor mij vat het amor fati eigenlijk wel heel het stoïcisme samen; natuurlijk kun je houden van alle mooie dingen die je in het leven overkomen, maar kun je ook leren houden van je eigen eindigheid en van alle nare dingen waar het leven je onherroepelijk mee gaat lastigvallen? De stoïcijnen hebben het tot hun persoonlijke doel gemaakt om dat wat niet (meer) te veranderen valt te omarmen, om zo een tevredener (‘blij’ zal ik maar niet noemen, want dat is ook een emotie waar je volgens de stoïcijnen wel zonder kunt) en beter mens te worden.

Ultieme uitdaging

Te leren houden van het lot, dat is denk ik de ultieme uitdaging voor eenieder van ons. Wanneer je daartoe in staat bent, dan ligt de weg open voor een gelukkig en plezierig leven, ongeacht wat er op je pad komt. Amor fati heeft mij toen ik er in het eerste jaar van mijn studie kennis mee maakte in ieder geval erg geïnspireerd, en ik kan heel wat jaren later zeggen dat het een heerlijk gevoel geeft om daadwerkelijk te houden van gebeurtenissen die me heel lang boos en/of verdrietig maakten. (Dit is natuurlijk wel een eeuwig werk in uitvoering, er zal altijd wel iets zijn om van te leren houden.)

Eigenlijk is dat stoïcisme dus zo gek nog niet. Ik heb in ieder geval met enorm veel plezier deze brieven van Seneca weer eens gelezen. Zijn denken is me net wat te rigide, maar er zit ook ongelooflijk veel wijsheid vervat in de persoonlijke ervaringen die hij zijn goede vriend Lucilius heeft toevertrouwd. Daar kunnen we in de 21e eeuw nog steeds door geïnspireerd raken; dat merkte ik op de middelbare school, tijdens mijn studie en ook nu nog word ik er door geprikkeld.

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.