Lang geleden las ik Hemel en Hel van de IJslandse schrijver Jón Kalman Stefánsson. Ik weet nog dat er heel mooie passages over een gewelddadige, nietsontziende natuur in zaten en dat met Sigur Rós op de achtergrond het boek echt tot leven kwam. Ik weet ook nog dat de roman desondanks niet echt wist te beklijven en dat deze schrijver al vrij snel weer naar de achtergrond verdween. Sindsdien las ik dan ook niets meer van hem, maar aangezien Het Geknetter in de Sterren, een recente vertaling door Marcel Otten van een ouder werk van deze auteur, genomineerd is voor de Europese Literatuurprijs 2022 leek het me toch wel leuk om weer eens iets op te pakken van Stefánsson.
We volgen in Het Geknetter in de Sterren een jongetje dat kortgeleden zijn moeder verloren is, en we volgen het verhaal van zijn overgrootvader. Ergens voelt deze roman heel erg persoonlijk aan, alsof alles wat Stefánsson beschrijft heel dicht bij zijn eigen ervaring ligt, en dat is zeker een verdienste van deze roman. Toch is dat tegelijkertijd ook een valkuil: het is duidelijk dat de personages Stefánsson aan het hart gaan en hun leven wordt met veel empathie en mededogen uit de doeken gedaan, maar Stefánsson weet vooral bij het verhaal van de overgrootvader de lezer niet de overtuigen van het nut van deze geschiedenis. Elkaar kruisen doen deze verhaallijnen namelijk niet en de biografie van de overgrootvader komt uiteindelijk vooral erg overbodig over.
Oninteressant
Het helpt ook niet mee dat deze verhaallijn tamelijk oninteressant is. Een rokkenjager die op een dag een meisje ontmoet dat veel jonger is dan hij, met wie hij een wilde zomer beleeft. Met wie hij vervolgens kinderen krijgt, maar wie hij ook steeds weer ontvlucht als het leven hem te zwaar wordt. Hij verdrinkt zichzelf dan in alcohol en vrouwen, maar zijn vrouw blijft hem telkens trouw. Een dergelijk verhaal hebben we allemaal al zo vaak voor te kiezen gekregen dat je van goeden huize moet komen om dit interessant te maken. Toegegeven, Stefánsson schrijft mooi, maar niet mooi genoeg om deze verhaallijn memorabel te maken.
Dan werkt het verhaal over het jongetje een stuk beter. Stefánsson overspeelt af en toe zijn hand door door te draven met zijn vergezochte metaforen, maar hij weet wel heel overtuigend de kracht van kinderen – om op een creatieve manier met verdrietige gebeurtenissen om te gaan – neer te zetten. Zo beeldt het jongetje zich in dat ze ergens kerstliedjes aan het zingen is en ook spreekt hij over zijn moeder tegen zijn speelgoedsoldaatjes. Op een dag komt er opeens een andere vrouw bij zijn vader en hem wonen. Alles wat met deze nieuwe stiefmoeder te maken heeft beschrijft Stefánsson op groteske wijze – wat heel goed werkt – en het lukt de jongen niet om zich aan deze vrouw te hechten.
Niet mijn ding
Het verhaal over de jongen laat de meeste indruk achter, maar doordat deze verhaallijn steeds ruw onderbroken wordt door een middelmatige biografie over zijn overgrootvader blijft een echte impact uit. Jammer, maar misschien is het werk van de IJslander gewoon niet helemaal mijn ding. Het zal in ieder geval vast weer heel lang duren totdat ik nog eens iets van deze auteur oppak.
In ‘Het geknetter in de sterren’ moet de kleine jongen die net zijn moeder heeft verloren een nieuw woord leren: stiefmoeder. “Nu ga je het krijgen,” zeggen zijn vriendjes en omdat zijn vader vaak weg is, vlucht de jongen met zijn tinnen soldaatjes in een droomwereld. Hele legers helpen hem strijden tegen de eenzaamheid. Hij krijgt ook aandacht van zijn grootmoeder, die hem verhalen vertelt over haar ouders, over de ondernemende overgrootvader die de familie tot aan de afgrond bracht en de overgrootmoeder die afsprak met een kapitein.